Niki Jacobs vindt een liefdesbrief: ’Maar niet voor mij, maar voor Ivo! What the f#$*&%! ’ | Column

Niki Jacobs is zangeres, getrouwd en moeder van twee kinderen.

Op de mat ligt een brief. De aanhef is veelbelovend, ’voor de aller allerleukste’, staat er. O my God, ik heb een bewonderaar. Mijn hart maakt een sprongetje, dat is lang geleden. Mijn laatste en misschien wel mijn enige liefdesbrief ooit kwam van mijn buurjongen, die ik een aantal weken eerder een stomp in het gezicht had gegeven. Maar goed, dat is een heel ander verhaal.

Ik herinner me van die tijd dat ik bij het openen van de envelop een raar soort gevoel had, het was een mengeling van doodsangst en verheugen. Iedereen die weleens een liefdesbrief heeft mogen ontvangen, kent het gevoel vast wel. Je weet niet van wie het schrijven is en je hoopt dat het die ene leuke is, maar o man, wat als het die ene niet zo leuke is?

In mijn gedachte loop ik iedereen af, je moet van behoorlijk goede huize komen, denk ik ook meteen, want de mensen die ik ken, weten dat ik getrouwd ben. Hm, ik word allengs nieuwsgieriger. Met de brief in mijn handen zak ik neer op de bank, ik open de envelop en trek de kaart eruit. Op de voorkant zie ik twee handen die een hartje vormen. Mwah, denk ik. Oké, kwestie van smaak, of gebrek daaraan, maar voor nu wil ik daar best even doorheen kijken. Het is een dubbele kaart en op het moment dat ik hem openklap, zie ik meteen dat het handschrift van een vrouw is. Mijn bloed begint te koken.

De brief is helemaal niet voor mij, maar voor Ivo!

What the f#$*&%!

Ontsteld lees ik de met bijvoeglijke naamwoorden volgepropte brief. En ik ontplof. Waar heeft Ivo de afgelopen maanden iemand leren kennen? Wanneer is hij dan met haar weg geweest? En hoezo heeft hij het met een nieuwe vrouw over een fantastisch leven, samen in de toekomst? Hoe verder ik in de brief kom, die behoorlijk overstroomt van zinnen die niet zouden misstaan in een Bouquetreeks, hoe minder ik begrijp van mijn man. Sinds wanneer houdt hij van vrouwen die spreken over ’mijn hartje’, ’mijn allessie’ en ’liefste lieverdje’? Grrr. Geen afzender. Niks. Geen naam.

Ik zucht. Hoe nu verder? Ga ik hem geven? Heeft hij recht op zijn liefdesbrief? Of verbrand ik hem ritueel in de tuin en hou ik hier voor altijd mijn mond over? Ik vouw de brief voorzichtig dicht en duw de kaart terug in de envelop.

Om er zeker van te zijn dat hij niet beschadigd is, kijk ik nog even naar de aanhef en het adres. Met tranen in mijn ogen lees ik nogmaals de letters op de enveloppe. En dan zie ik het. Het lijkt op onze straatnaam en met slechts één letter verschil heeft de postbode zich - zeer begrijpelijk - vergist. Ik spring op de fiets, rij naar het juiste adres, kus de envelop en hoop met heel mijn hart dat de liefde volledig wederzijds is.

Net binnen